Fijne motoriek bij kleuters
In groep 1 en 2 zijn veel materialen aanwezig om mee te spelen, bouwen, knutselen en werken. Een van de doelen is het stimuleren van de fijne motoriek. Marlies Schaerlaeckens en Lia Wouters geven in dit artikel handvatten voor het stimuleren van deze fijne motoriek. Die heeft een leerling enerzijds nodig voor knippen, kleuren, plakken en schrijven. Anderzijds voor zijn zelfredzaamheid. Met een goede fijne motoriek kan hij immers zelf zijn rits open- en dicht doen, zijn veters strikken en bijvoorbeeld een mandarijntje pellen. Voor optimale participatie op school is een goed ontwikkelde fijne motoriek noodzakelijk. Lees meer...
• Marlies Schaerlaeckens en Lia Wouters
Lange tijd is er wereldwijd gedacht dat de motoriek zich eerst ontwikkelt in romp en hoofd(proximaal) en vervolgens in armen en handen (distaal) . Er werd verondersteld dat de proximale vaardigheden een voorwaarde waren voor de ontwikkeling van de handfunctie. Dit wordt het 'proximaal-distaalprtncipe' genoemd.
Door onderzoek is dit proximaal-d istaalprincipe ter discussie komen staan. Er is aangetoond dat de controle van de proximale (waartoe ook de schouder behoort) en distale (hand)motoriek zich los van elkaar ontwikkelen. Doordat de arm/hand motoriek wordt gecontroleerd door twee aparte systemen kan de proximale en distale motoriek los van elkaar geoefend worden. Dit betekent dat je romp- en schouderstabiliteit kunt stimuleren náást fijne duirn-vlngerbewegingen en dat je niet hoeft te wachten met het aanbieden van heel fijne materialen totdat de leerling voldoende romp- en schouderstabiliteit heeft. Kleuters kunnen dus héél goed fijn motorische vaardigheden oefenen, maar aandacht voor de grove motoriek blijft uiteraard net zo belangrijk. Ook het gezegde: 'oefening baart kunst' gaat hier op. Goed ontwikkelde fijn- en grof motorische vaardigheden ontstaan voor een deel door rijping, maar ook voor een heel groot deel door oefening. Fijne motoriek moet je leren. Dit is een belangrijk gegeven voor de leerkracht en de rt'r. Klik hier om het hele artikel te lezen.
Door onderzoek is dit proximaal-d istaalprincipe ter discussie komen staan. Er is aangetoond dat de controle van de proximale (waartoe ook de schouder behoort) en distale (hand)motoriek zich los van elkaar ontwikkelen. Doordat de arm/hand motoriek wordt gecontroleerd door twee aparte systemen kan de proximale en distale motoriek los van elkaar geoefend worden. Dit betekent dat je romp- en schouderstabiliteit kunt stimuleren náást fijne duirn-vlngerbewegingen en dat je niet hoeft te wachten met het aanbieden van heel fijne materialen totdat de leerling voldoende romp- en schouderstabiliteit heeft. Kleuters kunnen dus héél goed fijn motorische vaardigheden oefenen, maar aandacht voor de grove motoriek blijft uiteraard net zo belangrijk. Ook het gezegde: 'oefening baart kunst' gaat hier op. Goed ontwikkelde fijn- en grof motorische vaardigheden ontstaan voor een deel door rijping, maar ook voor een heel groot deel door oefening. Fijne motoriek moet je leren. Dit is een belangrijk gegeven voor de leerkracht en de rt'r. Klik hier om het hele artikel te lezen.
fijne_motoriek_bij_kleuters.pdf | |
File Size: | 3958 kb |
File Type: |